Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En van daar gegaan zijnde, zo vond hij Jonadab, den zoon van [28]Rechab, [29]hem tegemoet; die hem [30]groette; en hij zeide tot hem: [31]Is uw hart recht, gelijk als mijn hart met uw hart is? En Jonadab zeide: Het is, ja, het is; [32]geef uw hand. En hij gaf zijn hand, en hij deed hem tot zich op den wagen klimmen. 28. Van een vermaarden man uit het geslacht der Kenieten, en afkomstig van Jethro, den schoonvader van Mozes, 1 Kron.2:55; Jer.35:6. 29. Namelijk, Jehu. 30. Hebreeuws, zegende. Zie Gen.31:55. 31. Dat is, zijt gij mij van harte toegedaan, gelijk ik u toegedaan ben met al mijn hart? 32. Dit kan men nemen als woorden van Jonadab, of, als anderen, van Jehu.